Feyenoord en Stadion Feijenoord houden ambities overeind na afwijzing WK 2018
In het Feyenoord Museum in De Kuip werd de bekendmaking van het gastland voor het WK 2018 donderdagmiddag rechtstreeks op televisie gevolgd door afgevaardigden van de gemeente Rotterdam, Feyenoord en Stadion Feijenoord. Op het moment dat FIFA-president Sepp Blatter de envelop opende waarmee Rusland als gastland werd aangewezen, ging er een collectieve zucht van teleurstelling door het museum.
‘Het is voor heel Nederland jammer dat het WK 2018 aan ons voorbij gaat’, zei Feyenoords algemeen directeur Eric Gudde na de bekendmaking. ‘Aan de ambities om een nieuw stadion te bouwen, verandert dit echter niets. Het WK had wat dat betreft voor een versnelling van het proces kunnen zorgen, maar nut en noodzaak van een nieuw stadion staan nog altijd kaarsrecht overeind. Na bijna driekwart eeuw is De Kuip nog altijd uniek en ongekend sfeervol, maar bedrijfseconomisch zit het stadion helaas wel aan het einde van de levensduur. Voor de toekomst van Feyenoord als voetbalbolwerk en die van Rotterdam als echte sportstad is het cruciaal dat de plannen om snel een nieuw stadion te bouwen onverminderd worden doorgezet.’
Jan van Merwijk benadrukte afgelopen maanden al dat de bouw van Het Nieuwe Stadion los gezien moet worden van een eventuele toewijzing van het WK aan Nederland. ‘We waren een goede outsider voor het WK’, zei de directeur van Stadion Feijenoord donderdag. ‘Een toewijzing had de verwezenlijking van de verdere ambities van het Stadion Feijenoord en Feyenoord Rotterdam zeker hebben gestimuleerd, maar aan onze ambities op zich verandert deze beslissing niets.’
De Rotterdamse sportwethouder Antoinette Laan noemde de uitslag van het WK-bid teleurstellend. Begin 2011 zal het College van Burgemeester en Wethouders een standpunt innemen over de inbreng van de gemeente in het project Het Nieuwe Stadion. ‘De afgelopen drie jaar is er hard gewerkt aan de planvorming voor het Stadionpark met het WK2018 als stip aan de horizon’, zei Laan. ‘Ook zonder WK blijft het nut en de noodzaak om in dit gebied te investeren onverminderd groot.’