Fanshop Tickets
Fanshop Tickets
original-10

Teruglezen: Het eerste interview met Boëtius in Feyenoord Magazine

Een klein half jaar na zijn debuut voor Feyenoord tegen Ajax in oktober 2012 was in Feyenoord Magazine een uitgebreid interview te lezen met de toen 18-jarige Jean-Paul Boëtius over zijn jeugd én zijn toekomstdromen. Bij de aanstaande rentree van Boëtius brengt Feyenoord.nl de reportage opnieuw onder de aandacht.

Een gure maandagmiddag in hartje Rotterdam. De ergste kou is uit de lucht, maar de periode van winters weer heeft zijn sporen nagelaten. De speelveldjes onder de rook van het centraal station liggen er vanwege kleine laagjes sneeuw en ijs verlaten bij, maar Jean-Paul Boëtius stapt, met een bal stevig onder zijn arm geklemd, vastberaden het gladde kunstgrasveldje op. Met een glimlach laat hij zijn ogen over het veldje glijden. De vier kleine doeltjes en op de achtergrond de treinen die langzaam het station binnen glijden: hij kan het beeld dromen. Op dit terrein legde Boëtius de basis voor een jongensboek, dat met zijn debuut in het eerste elftal tijdens de Klassieker in oktober het volgende hoofdstuk kreeg. ‘Dit was een van de pleintjes waar ik na schooltijd altijd voetbalde’, vertelt de talentvolle aanvaller, terwijl hij met zijn rug naar zijn ouderlijk huis staat, dat op een steenworp afstand van de veldjes ligt. ‘Als ik niet hier te vinden was, speelde ik op een pleintje vlakbij mijn oma in Rotterdam-Noord, waar ik ook naar school ging. Als mijn ouders klaar waren met werken, haalden ze me daar op en ging ik hier weer verder.’

Het kost weinig moeite om een beeld te krijgen bij de woorden van Boëtius. Wie nu naar hem kijkt, ziet nog steeds een speelse jongen met een jeugdig uiterlijk. Al komt dat laatste deels door zijn beugel, die opvalt door de bijna onafgebroken lach op zijn gezicht. De terugkeer op de plek waar hij als kind zoveel uren doorbracht, brengt het plezier uit die tijd weer boven. ‘Maar ik heb mijn plek hier wel moeten veroveren’, zegt Boëtius. ‘De oudere en grotere jongens stuurden me weg of lieten me alleen als keeper meespelen. Soms had ik geluk als ik van een vriend die ook wat ouder was mocht meedoen, ook al was dat uit medelijden. Het gaat erom dat je jezelf op die momenten laat gelden.’ Daardoor ontwikkelde de jonge Boëtius zich met pleintjesvoetbal niet alleen op technisch gebied, maar ook op mentaal vlak. ‘Het ging soms hard tegen hard. Tot een bepaalde hoogte moest ik brutaal zijn en van me afbijten. Wat dat betreft gelden op straat dezelfde wetten als in een stadion: de beste speelt.’



VARKENOORD
Al op jonge leeftijd werd Boëtius door zijn moeder, die vroeger zelf ook voetbalde, aangemeld bij de jeugdopleiding van Feyenoord. Via een van de talentendagen dwong hij een plek af in F1. Boëtius speelde daarvoor geen enkele wedstrijd voor een andere vereniging, wat hem het ultieme kind van de club maakt. Hij leerde veel van de jeugdtrainers op Varkenoord op. De aanvaller doorliep de hoogste jeugdelftallen en alle trainers herkenden het enorme talent in hem, wat resulteerde in voornamelijk lovende kritieken op de jaarlijkse rapporten. 

Op dezelfde rapporten verscheen daarnaast een terugkerend verbeterpunt: zijn omgang met een nederlaag. Als Boëtius een wedstrijd verloor, rolden de tranen over zijn wangen. ‘Zo diep zit mijn winnaarsmentaliteit. Ik kon gewoon echt niet tegen mijn verlies. Als ik thuis een spelletje verloor, vertrok ik huilend naar boven. Het ergste vond ik om een potje voetbal op de Playstation te verliezen, helemaal als ik tegen mijn broertje speelde. Die wist precies hoe hij me gek moest krijgen. Dan gooide ik woedend mijn controller door de kamer.’