Fanshop Tickets
Fanshop Tickets
De Club
3c4051f74d839785775be4ad73481c76_2000_2000.jpg

Henk Schouten: ‘jongleur’ in ‘Circus Feijenoord’

Precies 64 jaar geleden scoorde Henk Schouten negen keer (!) voor Feyenoord tegen De Volewijckers. De inmiddels overleden oud-aanvaller haalde in 2017 aan de hand van een tekening van cartoonist Dik Bruynesteyn onder de kop ‘Circus Feijenoord’ bijzondere herinneringen op aan de ploeg van die jaren. Op deze historische datum lees je daarom zijn verhaal uit het archief van Feyenoord Magazine online.

Cartoonist Dik Bruynesteyn was in juni 1958 zo onder de indruk van het frivole, technische voetbal van Feyenoord dat hij de Rotterdammers als een circusteam heeft afgebeeld. Aandachtig buigt Henk Schouten zich over de tekening, bestudeert in stilte de spelers die erop staan om vervolgens bedroefd het hoofd te schudden: ‘Veel van hen zijn niet meer in leven. Het is een beetje het verhaal van de laatste der Mohikanen.‘ Dan veert hij op, legt de tekening plat op tafel en zegt: ‘Prachtig! Die krijgt een mooi plekkie aan de muur.’ 

Dan pakt hij de circustekening weer op en begint spontaan te vertellen over de mannen die erop staan. ‘Hier! Dat is Cor Kieboom, onze voorzitter. Ik heb nog nooit zo’n goede voorzitter meegemaakt als hij. Hij was dol op technische voetballers, die hadden bij hem een streepje voor. Hij kocht Holland Sport op en haalde van die Haagse selectie drie technische spelers naar De Kuip: Aad Bak, Tinus Osterholt en mijn persoontje. Hij wilde ook keeper Wim Landman hebben, maar die wilde onder de tafel betaald worden. En daar deed Kieboom niet aan.’

‘Een paar maanden later kocht-ie Coentje - die aan zijn knie werd geopereerd - en Cor van der Gijp. Dat was in 1955. We speelden echt droomvoetbal, scoorden veel en makkelijk. Alleen werden we geen kampioen. Daarom haalde Kieboom twee karaktervoetballers erbij: Beertje Kreijermaat en Klaassens van VVV. En vanaf dat moment klopte het wel, was het team in balans en werden we tweemaal achter elkaar kampioen. Dat was in 1961 en ‘62. Heel bijzonder, want Feyenoord was 21 jaar geen kampioen geweest!’

‘Richard Dombi (met hoed, red.), de wonderdokter. Hij had een speciale pot op het vuur staan met een soort wondermiddel. Gloeiend heet! Niemand wist wat er in zat. Dat spul werd hard net als gips als je het opsmeerde, en het werkte. Soms viel er zo’n gloeiende druppel naast, maar dan mocht je geen “Au!” roepen. Ik heb Dombi slechts een jaar als trainer meegemaakt, maar ik was gek op die man. Toen hij vertrokken was, ging ik iedere maandag bij hem langs. Hij woonde in Vreewijk. Op een gegeven moment zei-ie tegen me: “Henk, ik ga gauw dood. Ik heb geen trek in een borrel meer, aan seks valt helemaal niks te beleven. Ach, waar leef ik nog voor?” Drie maanden later was-ie dood! Gek, he? Dat heeft-ie alleen aan mij verteld!’

‘Daarna kwam Jaap van der Leck als trainer. Ook een fijne man. Ik had een liesblessure, die niet over ging. Toen is hij zeven maanden lang met mij door het hele land gereisd, van dokter naar dokter. Op een gegeven moment kwamen we bij een man in Utrecht, die kwam met een pot witte en rode pilletjes aanzetten. Geen idee wat er in zat, maar na drie weken kon ik weer voetballen. Van der Leck heb ik ook als trainer bij het Nederlands elftal meegemaakt.’

De tekst gaat verder onder de foto:

Coentje - hier als violist - was mijn maatje, misschien wel mijn allergrootste vriend. We hebben acht jaar samen gevoetbald: hij linksbuiten, en ik als linksbinnen. Hij was een van de beste van Europa, misschien wel van de wereld, maar dat wou-ie nooit horen. Dan zei-ie: “Ken jij d’r niks van dan? Jij hebt er meer gemaakt dan ik.” “Ja,” zei ik dan, “maar ik sta gewoon dichter bij het doel.” Zeer bescheiden man, altijd met anderen begaan, terwijl hij zelf een gehandicapte zoon thuis had zitten.’

‘Aan de trapezes hangen drie keepers, die dat seizoen stuivertje met elkaar moesten wisselen. Een jaar later zou Eddy Pieter Graafland bij Ajax worden weggekocht. Bram Panman - links met de groene trui - was een goede showkeeper. Nog heel jong toen. Bij thuiswedstrijden zit-ie naast me nu. Hij is altijd heel attent, en was zeer bezorgd toen ik laatst zo geel zag vanwege die ziekte.

Helemaal rechts staat Kees Rijvers, dirigent van het orkest. Heel goede voetballer. Kees vormde in het Nederlands elftal het gouden binnentrio met Faas Wilkes en Abe Lenstra. Hij was de eerste buitenlandse prof, speelde in Frankrijk bij St. Etienne, was daar tot ereburger uitgeroepen.’

‘Hij was dus beroemd toen-ie bij ons kwam spelen, maar moest wel even wennen dat Coen, Cor en ik zo populair waren bij het legioen. Ja, we hadden in er acht wedstrijden veertig ingelegd. Ik heb ‘m laatst weer gezien, hij belde op of er een plekkie vrij was in de box. Of-ie mocht komen kijken. “Tuurlijk, Kees.” Hij is negentig nu, maar oogt als een goudhaantje. Ik heb zoveel respect voor die man. Hij heeft een hoop ellende meegemaakt: drie van zijn vijf kinderen zijn overleden. Hij woonde lang in Frankrijk. Dan stuurden we met kerst elkaar altijd een kaart. Nu is Kees gelukkig weer in Breda, maar helaas aan huis gekluisterd, omdat-ie voor zijn vrouw moet zorgen.’

Gerard Kerkum als gewichtheffer en Cor Veldhoen als zeeleeuw. Dat zijn oer-Feyenoorders, die hier al speelden, toen ik kwam. Gerard was de aanvoerder. De deegslikker is Hans van der Hoek. Stopperspil. Dat gipsen been had-ie te danken aan een Duitse voetballer: gebroken scheenbeen. Datzelfde been brak-ie een jaar later weer. Was meteen het einde van zijn carrière. Hans is begin februari overleden; was op het laatst helemaal de weg kwijt. Hij herkende niemand meer.  Vreselijk!’

Cor van der Gijp, getekend als koorddanser. Hij was midvoor, de beste die Feyenoord heeft gehad! Cor is mijn kameraad. Was ook helemaal blind met Coen, net als ik. Coen legde ze panklaar op dat grote hoofd van hem. Cor kon waanzinnig goed koppen. Nu heeft Cor het zwaar. Zijn vrouw is dement. Ineens! In een half jaar tijd! Daarvoor kwam ze nog gewoon mee naar de wedstrijden. “Ouwe,” zei Cor tegen me, “we hebben schitterende tijden meegemaakt samen, maar nu zijn het k-lote tijden.” De zorg voor zijn vrouw is zwaar.’

Toon Meerman - getekend als leeuwentemmer - was ook een goaltjesdief. Met hem heb ik hier gespeeld, maar later ook weer bij Excelsior. Op mijn 31ste ben ik teruggekeerd naar de club waar ik op mijn twaalfde was begonnen, maar bij Feyenoord heb ik mijn mooiste jaren meegemaakt. Ik was een technische voetballer, met een neusje voor de goal. Heb altijd veel doelpunten gemaakt.’

‘Waar ik ook kom, op de markt of in een restaurant: altijd beginnen ze over die negen goals die ik tegen De Volewijckers heb gemaakt. Tuurlijk, dat was best bijzonder, maar ik ben ook trots op de goals die ik in de twee kampioenswedstrijden heb gemaakt of die ene tegen Willem II toen ik zeven man passeerde, doelman Feijt, een dienstmaatje van me, uitkapte en de bal over de doellijn wandelde. Het was de 7-1, maar het publiek stond op de banken en ‘s maandags stonden de kranten er vol van.’

Tekst: Jan van der Mast