De jongens van F5 'Jiiiiiieuw!'
Dertig voetballertjes in blauw-oranje trainingspak klimmen en klauteren op luchtkussens, domineren in het speelparadijs.‘Teambuilding’, zegt trainer Harrie. ‘Maar of ze praten met elkaar?’
Het licht in de speelhal gaat uit, de muziek aan. De jongens van F5 juichen, rennen vanuit alle hoeken naar de dansvloer. Ze houden het precies één minuut uit tussen de meisjes van drie, vier, vijf, zes, zeven en acht jaar. Alleen Niek blijft hangen. Met een balletje probeert hij de rode, blauwe en groene discolichten uit de lucht te schieten.
Ryan gooit vanachter een hek balletjes de dansvloer op. Beetje bij beetje keren de Feyenoorders terug, Didi neemt een aanloop en maakt een meterslange sliding tussen de meisjes door. Er rolt een balletje voorbij, nóg een sliding en daar begint het. Een knul van F3 komt aangerend. ‘Wat doen jullie?’
‘Voetbal.’
‘Ik doe mee!’
‘Wie scoort is keep.’
Tien jonge Feyenoorders worstelen om een blauw balletje. Straatvoetbal, op sokken. Didi scherpt zijn sliding verder aan, zet het op een sprinten als een grote jongen er met de bal vandoor gaat. Bovenaan de glijbaan heeft-ie beet, onderaan ontdekt-ie de kracht van herhaling. Het ene na het andere balletje gooit-ie op, om ze met rechts en links omhoog de glijbaan op te jagen.
Na een uur rennen en roepen koelen de jongens van F5 af. Trainer Ronald zet de verhitte koppen aan tafel, klaar voor het middageten. ‘Mannen, geen ballen gooien naar andere kinderen. Als we het zien, heb je een probleem.’
Eén voor één schuifelen de jongens naar het keukentje, komen terug met broodjes kaas, kommen soep. Trainer Ronald start een gesprek met Menno, die zijn grote broer heeft meegenomen. Centrale vraag: is het een lieve broer? Menno knikt van wel. Waarom? ‘Gewoon.’
Een tafel verder zet een krullenbol van F3 zijn bord op tafel. Twee boterhammen met boterhamworst, weggemoffeld onder bergen vruchtenhagel. Tien minuten zitten ze op de banken, als de eerste vraagt: ‘Trainer, mogen we weer spelen?’
Niek, Abdel en Joshua trekken elkaar voor de lachspiegels naar de grond. Komen overeind, nemen een bokshouding aan, halen hun schouders op en rennen door naar de hindernisbaan. Marouan is bovenop het luchtkussen gekropen, brult naar elke trainer in de buurt of ze hem zien. De Feyenoorders klimmen de helling op, springen een paar keer en vliegen naar beneden. Eerst is een salto genoeg, na het voorbeeld van Marouan een achterwaartse de standaard. Menno gelooft het allemaal wel en volhardt in zich rennend en gillend naar beneden storten. ‘Jiiiiiieuw!’
Bron: Feyenoord Magazine