AROS DENKT VAAK TERUG AAN FEYENOORD
Toen Mauricio Aros afgelopen zomer naar Israël vertrok om zijn loopbaan voort te zetten bij Maccabi Tel Aviv, verwachtte hij een land vol met helicopters en tanks. Dat viel alleszins mee, maar door de permanente dreiging van zelfmoordaanslagen heerst er een merkwaardige sfeer in de Israëlische stad. Aros: ‘En op voetbalgebied is het toch wat stappen terug, hè? Ik denk dan ook nog zeer regelmatig terug aan Feyenoord.’
Exact een jaar geleden arriveerde Mauricio Aros in Rotterdam. Aros moest tijdelijk uitkomst bieden op de linkervleugel en kweet zich voorbeeldig van die taak. Na een een half jaar kwam er echter een einde aan het dienstverband van de technisch begaafde linkspoot en de Chileen vond vervolgens nieuw emplooi bij Maccabi Tel Aviv, in Israël. ‘Van te voren dacht ik dat ik terecht zou komen tussen de helicopters en tanks, maar dat is absoluut niet zo. Tel Aviv is een ideale stad, zeker voor de kinderen. Er zijn overal parken, het strand is onder handbereik en het weer is heerlijk, dus wat dat betreft is er weinig te wensen over. Er is alleen vaak die dreiging van zelfmoordaanslagen en dan heb je situaties net als nu weer met een eventuele oorlog met Irak.’
Het is juist die dreigende sfeer die Aros, zijn vrouw Joana en zoontjes Joaquin en Felipe nogal eens terug doet verlangen naar Rotterdam en Feyenoord. ‘Ja’, bevestigt Aros, ‘en het voetbal natuurlijk. Want ook al hebben ze hier echt de allerbeste velden ter wereld, er is toch slechts sprake van een semi-professionele liga. Sommige spelers komen zelfs in hun soldatenuniform naar de training. Het mooie is dat ik steevast speel, op mijn favoriete plek links op het middenveld, maar ik mis de manier waarop de dingen bij Feyenoord geregeld waren. Daar speelde iedereen in dienst van het elftal. Dat is hier wel anders.’
Zodoende hoopt Aros als zijn contract komende zomer afloopt terug te kunnen keren naar West-Europa en als het even kan naar Nederland. ‘Dat zou heel erg mooi zijn, ja. In die zes maanden dat we er waren, hebben we ons hart echt verloren aan Nederland.’