KERMIT ERASMUS: ‘IK HEB GEDULD EN WACHT OP MIJN KANS’
Kermit Erasmus doet deze dagen vele indrukken op. Nadat hij 4 juli op Nederlandse bodem landde, verscheen hij een dag later bij de eerste training van Feyenoord. Wat hij daar zag, ging zijn voorstellingsvermogen te boven. ‘Ongelooflijk hoeveel supporters daar waren. Een paar seconden heb ik alleen maar om me heen gekeken. Alsof het niet waar was.’ Oefenwedstrijden in de regio volgden, waar Erasmus tegen amateur-teams voor duizenden toeschouwers speelde. ‘Ik wist dat ik naar een grote club ging, maar hier stond ik van te kijken.’
En dan was er ook nog de helikoptervlucht tijdens de Jubileumdag. Erasmus: ‘Een heel bijzondere ervaring. Allereerst omdat ik nog nooit in een helikopter had gezeten. Toen we boven De Kuip kwamen, keek ik m’n ogen uit. Ik begreep dat het door het slechte weer minder druk was die dag, maar voor mij was het druk genoeg om te zien hoe populair de club is.’
Erasmus viel de laatste weken niet alleen op door zijn verschijning, maar ook door de vele kansen die hij creëerde en, in heel wat gevallen, miste. Tegelijkertijd presenteerde hij zich als onzelfzuchtig, altijd kijkend naar medespelers die er beter voorstonden. ‘Als het mij in een wedstrijd niet gegeven is om te scoren, wil ik in elk geval anderen in staat hebben gesteld om een doelpunt te maken. Ik ben niet egoïstisch, dat niet zit in me.’
Kermit Erasmus beleeft zware weken. De trainingen zijn pittig, geeft hij aan. En het niveau is hoog. ‘Je moet meer moeite doen om de bal te krijgen, ik moet veel harder werken dan in Zuid-Afrika. En de spelers denken altijd een stap vooruit.’ Bovendien moet hij nog wennen aan het leven in Nederland. ‘Ik ben alleen hierheen gekomen en mis mijn familie’, zegt hij. ‘Maar ik weet tegelijkertijd dat ik het ook voor hen doe. Ik wil slagen als profvoetballer. Het leven is hier heel goed, maar wel erg rustig. In Oostenrijk helemaal, maar ook Rotterdam is stiller dan ik gewend ben.’
Dit seizoen zal vooral in het teken staan van de aanpassing. Eramsus hoopt zo veel mogelijk te spelen. Het liefst bij het eerste uiteraard, maar net zo graag bij het tweede. ‘Het spelen van wedstrijden maakt me beter. En daarnaast train ik met grote spelers als Van Bronckhorst, Makaay en Tomasson. Het zou mooi zijn als ik bij de eerste achttien zit. Ik zal hard werken en verder geduldig blijven voor mijn kans. De rest volgt dan hopelijk vanzelf. Aan mijn inzet zal het niet liggen.’